vrijdag 3 december 2010

Lezen van taal & gezicht

In onze maatschappij is het logisch dat we naar school gaan en leren te lezen. Het lezen gaat de meesten zo makkelijk af dat we het automatisch doen, bijvoorbeeld het lezen van ondertitels of moeite hebben met de kleur van een woord opnoemen als dit niet overeenkomt met de betekenis van het woord (ofwel het Stroop effect).

















Stroop effect (Stroop 1935). Probeer de kleur van de
inkt te benoemen terwijl je het woord zelf negeert.


Recentelijk is er een studie in Science gepubliceerd met als doel te onderzoeken wat het effect van alfabetisme op het brein is. Er waren twee stellingen die getest werden. De eerste stelling gaat er vanuit dat lezen alleen maar een verrijking is voor de hersenen: Door plasticiteit in de hersenen worden er meer en betere netwerken gevormd om perceptuele informatie te verwerken. Lezen heeft dus alleen een gunstig effect op het brein. De tweede stelling gaat er vanuit dat lezen evolutionair gezien pas heel laat is begonnen, zodat er in onze anatomie nog geen onafhankelijke netwerken kunnen zijn ontstaan. Het lezen gebruikt dus capaciteiten van hersendelen die voor andere functies verantwoordelijk zijn. Dit zou ertoe kunnen leiden dat deze gebieden meer gespecialiseerd zijn in het lezen, de andere (oudere) functies meer achterwege laten.

Voor het experiment hebben de auteurs gebruik gemaakt van meerdere groepen proefpersonen: alfabeten die al van jongs af aan konden lezen; alfabeten die het zichzelf later aan hebben geleerd; analfabeten; en alfabeten die overeenkwamen waren op sociaal-economische status met de analfabeten. Deze mensen werden in de scanner getest tijdens de presentatie van verschillende stimuli; een visueel checkerboard; gesproken of geschreven woorden. Bij iedereen die kon lezen, werd een hersendeel actief dat al vaker gevonden is bij het zien van geschreven woorden; de visual word form area (VWFA). Ook andere gebieden die waarschijnlijk belangrijk zijn voor lezen werden in dit geval actief; bijvoorbeeld de linker frontale, de occipitale en de linker superieure temporale sulcus. Ook de VWFA wordt alleen links gevonden. Consistent met andere bevindingen is taal vooral een aangelegenheid voor de linker hersenhelft. Bij ex-illiterates (mensen die later leerden lezen) werden extra hersendelen actief (meer bilaterale, ventrale en parietale gebieden); een patroon dat vaak gezien wordt bij erg aandachtig lezen en kinderen die het net leren.

Interessanter wordt het als we kijken naar de andere functies die worden aangestuurd door hetzelfde netwerk als het lezen. De hersengebieden die daarvoor verantwoordelijk zijn verschuiven meer naar rechts! Lezen versterkt dus de lateralisatie (specialisatie van hersenhelften), niet alleen voor taalverwerking, maar dus ook voor andere meer ruimtelijke opgaves, zoals het detecteren van een gezicht, huis of een gereedschap (die worden nu meer rechts verwerkt). Bovendien wordt alleen het gebied dat verantwoordelijk is voor het verwerken van gezichten (fusiform gyrus) significant minder actief tijdens het zien van een gezicht. Een spannende hypothese is dus dat we misschien iets minder efficiënt worden in het lezen van gezichten, wanneer we taal kunnen lezen.

Stanislas Dehaene, et al. (2010). How learning to read changes the cortical networks for vision and language. Science 330, 1359-1364.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten